Het gebruik van hernieuwbare grondstoffen voor bioplastics en biobrandstof zorgt voor een lagere uitstoot van broeikasgassen en verbruikt minder fossiele energie, dan vergelijkbare plastics en brandstoffen uit de petrochemische industrie. Er is in deze studie geen rekening gehouden met eventuele landgebruiksverandering. Voor Nederland komen alle bioplastics, en vooral het
afbreekbare bioplastic PLA, gemaakt van suikerbieten met een besparing van 65 procent op fossiel energiegebruik, als beste uit de bus. Dit is te lezen in het Groene Grondstoffen-boekje 'Duurzaamheid van biobased producten' van Wageningen UR Food & Biobased Research dat 29 maart verschenen is.
Wetenschappers van Wageningen UR en de Universiteit Utrecht bekeken de duurzaamheidsaspecten van bioplastics en bio-ethanol voor vijf verschillende gewassen als hernieuwbare grondstof: het Nederlandse tarwe, korrelmaïs, suikerbiet en het gras Miscanthus, en
suikerriet uit Brazilië. De bioplastics en biobrandstof werden vergeleken met soortgelijke producten uit de petrochemische industrie. Via een levenscyclusanalyse (LCA) berekenden de wetenschappers de uitstoot van broeikasgassen en het fossiel energiegebruik. Deze duurzaamheidsberekening omvat het hele productieproces vanaf het zaaien van de gewassen via transport en verwerking tot en met de productie van
biomaterialen en biobrandstof. In de berekening is ook het al of niet gebruik van de reststromen, zoals tarwestro en bietenpulp, als energiebron meegenomen.
In het onderzoek zijn voor het eerst de reële teeltgegevens van gewassen gekoppeld aan data over chemische productie. Die gegevens en data komen respectievelijk van Plant Research International, onderdeel van Wageningen UR, en de Universiteit Utrecht.
Analyse toespitsen
Bij de huidige standaard levenscyclusanalyse wordt de
duurzaamheid berekend in broeikasgas per ton product. "Daarnaast hebben we ook een berekening gedaan per hectare landbouwgrond. De resultaten van deze twee analyses geven grote verschillen", zegt Harriëtte Bos, programmamanager Biobased Economy van Food & Biobased Research. "De uitkomsten laten zien dat toespitsing op de situatie van groot belang is. En dat de uitgangspunten van een duurzaamheidsstudie duidelijk moeten worden meegenomen bij het vergelijken van verschillende studies."
Resultaten voor Nederland
Bij alle onderzochte producten leidt vervanging van fossiel plastic of brandstof door een vergelijkbaar biobased product tot een verlaging van de uitstoot van broeikasgassen. Uit deze resultaten blijkt dat in Nederland de meeste broeikasgasuitstoot-vermindering per ton product is te behalen bij de gewassen tarwe, mais en Miscanthus als naast de productie van biopolyethyleen, vergeleken met het petrochemische polyethyleen, de reststromen worden omgezet in energie.
"Bij deze resultaten zijn twee factoren niet meegenomen. Voor een ton fermenteerbare suiker heb je voor tarwe, mais en Miscanthus veel meer grond nodig dan voor suikerbieten", aldus Bos, "zo heeft suikerbiet 0,31 hectare per ton biopolyethyleen nodig en tarwe 0,68 hectare per ton product." In Nederland dat een beperkt landbouwareaal heeft is dat een belangrijke factor.
"Een tweede factor is dat voor de productie van biopolyethyleen ongeveer 2,5 keer meer gefermenteerde suiker nodig is dan voor
PLA (polymelkzuur)", volgens Bos, "dus als je de grootste opbrengst bioplastic op het kleinste stukje landbouwgrond wil realiseren dan levert
PLA uit suikerbiet met 500 GJ per hectare de grootste besparing in fossiel energiegebruik op ten opzicht van het
fossiele alternatieve plastic PET (polyethyleenterefthalate)."
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de interdepartementale programmadirectie Biobased Economy van het ministerie van ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Bron:
Bio Journaal